dinsdag 26 juli 2011

Artsen en sociale media


Dat patiënten steeds meer gebruik maken van het internet en sociale media om informatie over hun ziekte(n) te verzamelen of met lotgenoten te communiceren, is ondertussen wel bekend. Dokter Google staat ons dag en nacht met raad (zonder daad) terzijde en patiënten ontmoeten elkaar in communities waar ze elkaar informeren en troosten. Zorg 2.0 is ondertussen een bekend begrip, mede door de vele ambassadeurs daarvan en het makkelijk te bereiken informatiemateriaal, zoals deze film (uit 2009: enkele getallen zijn dus achterhaald!).


Maar hoe zit het aan de andere kant van de lijn, met de artsen? Wat doen zijn, willen zij en mogen ze?

In Groot Brittanië worden artsen door de eigen organisatie BMA het gebruik van sociale media ontraden, omdat de grens tussen arts en patiënt van groot belang wordt geacht (rapport). Het beroepsgeheim geldt ook voor de virtuele wereld en de kans dat men het 'professionele profiel' verliest, ligt constant op de loer. Welke vorm van sociale media? In ieder geval die van Facebook en Twitter. Ook na een behandeling kan men zich het beste onthouden van vriendschappelijke betrekkingen in sociale netwerken, en het posten van informeel, persoonlijk of kritisch commentaar over (ex)patiënten en collega's is not-done.

De Australische en Nieuw Zeelandse beroepsorganisaties omarmen sociale media 'omdat die er gewoon zijn'. Zo heeft 65% van de artsen in opleiding een Facebook profiel. Toch zijn ze niet blind voor de risico's: daarom hebben ze in een rapport richtlijnen bij elkaar gebracht.

Uit Taiwan komt een mooi voorbeeld over het voordeel dat artsen kunnen hebben met sociale media. Zo rapporteren Taiwanese artsen hoe ze uit frustratie over de drukte op de spoedeisende hulp en het gebrek aan maatregelen daartegen van de overheid, een Facebookgroep vormden rond het thema. Eén van de groepsleden linkte vervolgens naar de Facebookpagina van de Taiwanese minister van gezondheidszorg. De minister werd ‘vriend’ van de groep en nam actief deel aan de discussie over de heikele kwestie. De bewindsman bezocht vervolgens onaangekondigd tien spoedeisendehulpposten in tien verschillende steden en verzekerde iedereen dat hij geld beschikbaar zou stellen om de kwaliteit van zorg te verbeteren. Volgens betrokkenen bewijst deze actie hoe met behulp van sociale media rigide hiërarchische structuren doorbroken kunnen worden. (Bron: MC)

Duitsland loopt bepaald niet voorop bij de inzet van sociale media. De Bundesärztekammer gebruikt YouTube en Twitter om haar eigen standpunten uit te dragen, er is een statement over patiënt-beoordelingssites, maar in de communicatie tussen arts en patiënt is het officieel nog totaal geen thema. Ondertussen lijkt de achterban zich daar weinig van aan te trekken: in een enquete (april 2010) geeft bijvoorbeeld 44% van de ondervraagde Duitse artsen aan dat social media bij de behandeling een belangrijke rol moet worden toebedeeld. Zorgverzekeraar AOK geeft patiënten de mogelijkheid hun oordeel over artsen te geven of die van anderen te lezen.

En de VS, het Mekka van de sociale media? Volgens HealthPopuli neemt het gebruik van sociale media in de relatie arts-patiënt toe. Zo emailt 24% van de artsen met haar/zijn patiënten, maakt 21% gebruik van een (eigen) website en zet iets minder dan 10% IM (instant messaging: bijvoorbeeld chatten en Twitter) en beeldverbindingen in. De befaamde Mayo Clinic heeft een eigen social media website en Facebook pagina, en moedigt patiënten aan hun verhaal over het ziekenhuis op YouTube aan de wereld te openbaren. Daarnaast ontbreekt Twitter uiteraard niet.
Huisarts Jay Parkinson uit New York laat zien hoe sociale media de reputatie van arts juist kan versterken: het komt er op aan hoe bestaande middelen worden ingezet. De beroepsgroep AMA ondersteunt de inzet van sociale media en geeft richtlijnen voor het daarbij in stand houden van de professionele werkrelatie.

In Nederland onderzoekt de KNMG het gebruik van social media in de zorg. Dat onderzoek '[Dat] moet duidelijk maken hoe zorgverleners social media, zoals Facebook en LinkedIn, ervaren. De onderzoekers willen achterhalen hoe artsen en andere zorgverleners het communiceren via social media in hun werkomgeving ervaren of juist missen (omdat het voor hen niet mogelijk is)' en: 'De eerste uitkomsten van het onderzoek worden na de zomer [2011, JC] verwacht. Zorgverleners en patiënten die willen deelnemen aan de studie kunnen terecht op de site van Nelissen Media Consult.'

Nederlandse artsen hebben of verwachten volgens de KNMG het meest van online contact met collega's (83%); 63% heeft of verwacht dat email contact met patiënten zal gaan plaatsvinden. Van de leden vindt 72% dat er daarbij altijd sprake moet zijn van een (offline) behandelrelatie, maar 'uitzonderingen zijn mogelijk'. De eigen richtlijn dateert van 2007 - dat is een eeuwigheid in de virtuele wereld. Het is dus inderdaad tijd voor een update.

De RVZ, een adviesorgaan van de regering, moedigt dokters aan om (meer) sociale media te gebruiken omdat zo het contact met hun patiënt kan worden verbeterd. 'De patiënt die medische informatie uitwisselt op het web, heeft de regie over zijn eigen gezondheid, daarbij ondersteund door professionals en lotgenoten. Deze patiënt is therapietrouw en doet meer aan preventie en zelfmanagement. Dat is gunstig voor de zorgkosten, want het vraagt minder inzet van professionals. De RVZ adviseert de overheid daarom meer te investeren in nieuwe interactieve webs op zorggebied, oftewel Gezondheid 2.0. De RVZ gaf bij het schrijven van dit rapport zelf het goede voorbeeld door een sociale gemeenschap op internet te creëren.' (Tekst: MC)

Artsen die actief gebruik willen maken van sociale media hebben elkaar gevonden in Doctors 2.0. Tijdens meerdaagse internationale symposia bespreken zij voordelen, nadelen en risico's van deze nieuwe wereld.

Een bekend gezicht in Nederland is Jan Kremer met MijnZorgnet:



Aanvulling op 29 juli 2011:
In het gerenommeerde The New England Journal of Medicine breken artsen een lans voor de inzet van sociale media in tijden van een crisis.

Aanvulling 3 augustus 2011:
Het is tijd een aantal artsen zelf (Mayo Clinic, Texas Children's Hospital/Baylor College of Medicine, Seattle Children’s Hospital en George Washington University) aan het woord te laten over hun beroep en Social Media.



Aanvulling 19 augustus 2011:
Een voorpublicatie van de KNMG over SocialMedia voor artsen, en een bericht van Skipr over Twitterende artsen: 'In afwachting van de gedragsregels 2.0 van de KNMG - die zelf al twittert dat het een lieve lust is - moeten zorginstellingen en zorgverleners het maar even blijven doen met gezond verstand en de huidige offline richtlijnen zelf online toepassen.'

Aanvulling op 27 september 2011:
Twee berichten over en voor Amerikaanse artsen over dit onderwerp: Nearly all U.S. doctors are now on social media en 5 ways to manage your online reputation.

Aanvulling op 23 november 2011:
Medisch Contact bericht dat Artsen die vanaf deze week inloggen op Artsennet zijn voortaan eveneens automatisch ingelogd op MijnZorgnet, een platform waar zowel artsen als patiënten met elkaar in contact kunnen komen. Daarmee krijgt Artsennet in feite een social media-functionaliteit.

Aanvulling op 14 december 2011:
De KNMG heeft haar nieuwste 'Handreiking Artsen en Social Media' gepubliceerd.

Aanvulling op 15 februari 2012:
Waarom twitteren jeugdarts Yasmin Stöger en gynaecoloog Bertho Nieboer, heeft oogarts Rolf Zandbergen al meer dan 80 films op youtube gezet, 'zit' longarts Wanda de Kanter 'op' LinkedIn en heeft hoogleraar Wolter Mooi al meer dan 800 vrienden op Facebook? Medisch Contact laat hen aan het gesproken woord.

Aanvulling 27 maart 2012:
In de VS is onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van sociale media door artsen. Conclusie: 'Iets meer dan de helft (56 procent) van de tuchtcolleges heeft serieuze maatregelen genomen zoals berisping, schorsing of zelfs intrekking van de bevoegdheden. Fouten werden gemaakt op het gebied van ongepaste patiëntcommunicatie of verkeerd voorschrijven van medicijnen. Verder worden artsen ook beboet voor het maken van denigrerende opmerkingen over patiënten of voor het online zetten van foto’s waarop zij onder invloed te zien zijn', zo bericht Zorgvisie.

Aanvulling 14 mei 2012:
In Europa lopen de ziekenhuizen van Engeland en Nederland voorop in het gebruik van Sociale media, zo blijkt uit een studie van JMIR.

Aanvulling 12 juli 2012:
Regionale Ondersteuningsstructuur Roset geeft voorbeelden van Twitter-gebruik in de (eerstelijns) zorg. Daarbij verwijzen zij naar de Sociale Media Monitor Zorg (die hun laatste Tweet op 25 maart 2011 de wereld in hebben gestuurd).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten